HISTORIEK  HISTORIQUE  HISTORIC

 

 

H

 

 

 

 

                                                                                                                                                                  

GEKE BURGER : De blue beads van Sint-Eustatius


Een historisch onderzoek op het snijvlak van archeologie en geschiedenis

On the island of St. Eustatius the presence of pentagonal cobalt blue beads resulted in the constitution of a set of traditions and believes that occupy the minds of locals, tourists and academics. The beads would have been brought to the island by the Dutch West-Indian Company (WiC) and used as a payment for slaves. When slavery was abolished in 1863, former slaves would have thrown the beads off the cliffs. Tradition tells that this is the reason that the beads still wash ashore on St. Eustatius, as a silent remembrance of the colonial days. These allegations raise questions, considering the known trading patterns of the WiC, the common payment methods and the regularity and numbers of the beads showing up on the beach. In this article the plausibility of these traditional stories will be examined. The origin, arrival and role of the blue beads on the island will be researched, as well as their context and position in the trading patterns of St. Eustatius. In order to achieve this, literature on St. Eustatius, the WiC and the early modern Dutch shipping will be used. Besides that, archival research and the results of archaeological excavations are essential for studying the blue beads. In this respect, this study shows the profit of combining both results from the historical and the archaeological discipline in order to construct the story of the Statian blue beads as comprehensive as possible.


INLEIDING

Op het kleine eiland Sint-Eustatius — in de volksmond Statia genoemd — ontkom je als bezoeker niet aan de zogenaamde blue beads; glazen kralen varië­rend van donkerblauw tot spierwit en alles daartussen.1 Eén specifiek type wordt vrijwel uitsluitend op Sint-Eustatius gevonden: de vijfhoekige kobalt blauwe blue bead (type Wiif(d). Voor de eilandbewoners zijn de voorwerpen een symbool van het slavernijverleden. Voor toeristen zijn ze felbegeerde souvenirs die opgedoken kunnen worden voor de kust of zelfs op het strand te vinden zijn. Voor archeologen en historici zijn de blue beads echter een mysterie.

De kralen worden op het eiland gekoesterd en hebben volgens archeoloog en oprichter van het St. Eustatius Center for Archaeological Research (sEcAR) Richard Grant Gilmore bijna een ‘cult status’ bereikt. Omdat er geen sprake is van een religieuze verering van de kralen, spreken we liever van een ‘blue bead-traditie’: het geheel aan verhalen, gebruiken en betekenissen die met de kralen samenhangen. De voornaamste zaken die op het eiland over de kralen worden verteld — en die hier en daar zelfs door archeologen en historici worden overgenomen — zijn als volgt. De kralen zouden in Amsterdam zijn gemaakt, meer specifiek in de glasfabriek van Jan Hendrik Soop aan de Kloveniersburgwal. Vervolgens zouden de blue beads door de West-Indische Compagnie (Wic) op Sint-Eustatius zijn gebracht en aldaar gebruikt om slaven uit te betalen. Bij de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 gooiden de vrij-gemaakten hun kralen massaal van de kliffen in zee. Dat zou de reden zijn dat de kralen nog steeds aanspoelen op de kust van het eiland.

Aan deze verhalen zitten opmerkelijke aspecten, wat tot de vraag leidt of ze wel op waarheid berusten, of dat het om een historische mythe gaat. Het is bekend dat de Nederlanders kralen gebruikten bij het inkopen van slaven op de West-Afrikaanse kust. Kralen die als betaling dienden voor de slaven in de koloniën is tot nog toe een vrij onbekend fenomeen in de geschiedschrijving. Daarnaast is het opmerkelijk dat er een verband wordt gelegd tussen de kralen en de Wic, maar dat er in de literatuur nergens wordt vermeld dat de compagnie kralen exporteerde naar het Caribisch gebied. Ook het verhaal van de slaven die de blue beads in zee zouden hebben geworpen, roept vraagtekens op. Waarom zouden ze afstand hebben gedaan van voorwerpen die economische waarde vertegenwoordigden? De blue beads zijn een fenomeen dat nader onderzoek verdient. Johannes Hartog, die in 1976 een uitgebreid historisch overzicht van het eiland publiceerde, noemde al dat de kralen een onderbelicht onderwerp zijn. Onlangs verscheen het proefschrift van archeoloog Ruud Stelten, waarin hij herhaaldelijk het historisch belang van de blue beads voor de Statiaanse geschiedenis benadrukte. Hij concludeerde aan de hand van archeologisch onderzoek dat de kralen hoogstwaarschijnlijk afkomstig zijn uit een wrak dat voor de kust van het eiland ligt. Ruim veertig jaar na het verschijnen van Hartogs boek bleek dat er over de rol van de kralen op Sint-Eustatius nog steeds weinig gezegd kon worden. Dit terwijl de blue beads bij nagenoeg elke archeologische opgraving op het eiland worden gevonden.

In dit artikel wordt gezocht naar een antwoord op de vraag wat de herkomst en rol van de blue beads was op het vroegmoderne Sint-Eustatius. Ofwel: waar zijn de kralen geproduceerd en hoe kwamen ze op het eiland terecht? Maar ook: welke functie hadden de kralen en in welke context moeten ze worden gezien als het gaat om de handelspatronen van Sint-Eustatius? Wat is er waar van het verhaal van 1863? Op basis van literatuur- en archiefonderzoek, maar ook aan de hand van archeologische onderzoeksresultaten, worden deze vragen behandeld. Daarmee bevindt dit onderzoek zich op het snijvlak van archeologie en geschiedenis en toont het tevens het nut van het combineren van onderzoeksresultaten uit beide disciplines.


DE GOUDEN ROTS

                     

De introductie van de kralen op Sint-Eustatius is verbonden met de Nederlandse kolonisatie van het eiland. De Nederlandse expansiedrang in de zeventiende eeuw zorgde onder andere voor de opbouw van een Atlantisch handelsnetwerk. Als westelijke tegenhanger van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (voc) werd aan het eind van het Twaalfjarig Bestand in 1621 de Wic opgericht.13 In de West zat de Iberische vijand de Wic voortdurend in de weg en al gauw bleek dat een steunpunt in de Cariben noodzaak werd. Zo werd na de verovering van Curaçao in 1634 ook op Sint-Eustatius in 1636 een nederzetting gesticht. Een jaar later werd het West-Afrikaanse fort São Jorge da Mina (Elmina) op de Portugezen veroverd, met als doel de aanvoer van arbeidskrachten voor de suikerindustrie van Nederlands-Brazilië te reguleren. Het was het startschot voor de Nederlandse deelname in de slavenhan­del. Curaçao was de belangrijkste doorvoerhaven: van daar werden de slaven aan de omliggende Spaanse, Franse en Engelse koloniën verkocht. In 1667 werden er vierduizend slaven via Curaçao verhandeld en daarmee was het eiland het drukste transitiestation in de Cariben geworden. Grofweg vervoerden de schepen textiel en vuurwapens van Europa naar West-Afrika. Over de Atlantische Oceaan werden er slaven van Afrika naar Amerika gebracht en van Amerika naar Europa werden luxegoederen als tabak, suiker en cacao getransporteerd. In werkelijkheid waren de goederenstromen iets complexer, zo werden er op het traject tussen Afrika en de Cariben naast slaven ook (voornamelijk gebruiks-)goederen voor de koloniën vervoerd. 16 Curaçao verloor rond het begin van de achttiende eeuw zijn sleutelpositie. Dat had te maken met het feit dat het Spaanse asiento in 1713 als gevolg van de Spaanse Successieoorlog aan Engeland werd gegeven. Het asiento was een serie handelscontracten die Spanje uitgaf aan een land dat daarmee slaven aan de Spaanse koloniën mocht leveren. Het verlies van het asiento betekende voor Curaçao het einde van de bloeiperiode in de slavenhandel. De smokkelhandel, die steeds naast de legale handel had bestaan, ging wel onverminderd door.

De neergang van Curaçao was een belangrijke factor voor de opkomst van Sint-Eustatius in de slavenhandel. Op Sint-Eustatius werd tot die tijd voornamelijk tabak, katoen en later ook suiker verbouwd, maar de economie was mede vanwege de vele bezettingen door Frankrijk en Engeland nooit echt op gang gekomen. In 1721 arriveerde het slavenschip Leusden met 450 Afrikaanse slaven op de rede van het eiland. Er volgde een periode van negen jaar waarin Sint-Eustatius ruim een derde van de totale Nederlandse verkoop van slaven verzorgde in de West, zelfs meer dan Suriname. De slavenhandel maakte dat ook de goederenhandel een vlucht nam. De pakhuizen aan de Oranjebaai lagen vol met allerhande goederen die werden verhandeld aan de Franse en Engelse slavenhandelaren die het eiland aandeden. Om een vooralsnog onbekende reden hield de slavenhandel abrupt op in 1729. Dat betekende niet dat het bergafwaarts ging met het eiland. Het ging zich nu volledig richten op de ‘kleine vaart’: de handel met de omliggende eilanden en Spaans- en Noord-Amerika. Die handel bezorgde Sint-Eustatius een lange periode van voorspoed en de bijnaam Gouden Rots. Het economische succes van het eiland was ook te danken aan het feit dat de Oranjebaai in 1730 tot een vrijhaven werd verklaard. Dit betekende dat de Wic haar monopolie geheel kwijt was en particuliere en buitenlandse bedrijven tegen een vergoeding (recognitie) legaal konden handelen via het eiland.


DE HERKOMST VAN DE BLUE BEADS

De bewering dat de kralen in de glasfabriek van Jan Soop in Amsterdam zouden zijn gemaakt, is gebaseerd op een onderzoek uit 1963. Wicher Nicolaas van der Sleen onderzocht een aantal glaskralen en glasafval dat gevonden werd bij het omploegen van een stuk grond in Bussum. Het onderzoek wees uit dat het glasafval productieresten betrof van een glasfabriek. Het stuk grond was vermoedelijk bemest met compost bestaand uit Amsterdams afval dat ook glasresten bevatte .Een van de gevonden kralen was een vijfhoekige blue bead, type Wiif(d), de meest voorkomende blue bead op Sint-Eustatius. Van der Sleen beweerde op basis van de chemische samenstelling dat de kraal uit Bussum van Nederlandse makelij was. Toen hij onderzoek deed naar de Amsterdamse glasproductie in de zeventiende eeuw, kwam hij uit bij de glasfabriek van Jan Hendrik Soop aan de Kloveniersburgwal. Kort daarna kreeg Van der Sleen vanuit Sint-Eustatius enkele Wiif(d) kralen opgestuurd. Vanwege de uiterlijke gelijkenis werd de conclusie getrokken dat de Statiaanse blue beads bij Soop waren vervaardigd.

Als er wordt gekeken naar de Nederlandse en Europese glasproductie in de vroegmoderne tijd, is dat een zeer onwaarschijnlijke bewering. Allereerst stonden er in de periode dat Soop zijn glasfabriek runde — in de eerste helft van de zeventiende eeuw — ook andere glasfabrieken in Amsterdam die kralen voor de overzeese handel produceerden . Ten tweede waren er meer glasfabrikanten in andere Nederlandse steden te vinden, wiens producten in Amsterdam terecht kwamen. Ten derde bereikten ook de glasproducten van tussenhandelaren die hun waar in andere landen kochten de Nederlandse hoofdstad. Dat het glasafval van Bussum uit Amsterdam kwam, wil dus niet zeggen dat de kralen daar zijn gemaakt. Sterker nog, dat lijkt helemaal niet het geval te zijn geweest.

De blue beads worden — zo zal later nog uitgewerkt worden — op Sint-Eustatius veelal in laat-achttiende-eeuwse contexten gevonden. Niets wijst erop dat er in de achttiende eeuw nog glas werd geproduceerd in de Republiek. In Amsterdam werd de laatste oven in 1679 gedoofd en rond 1700 was er in de Nederlanden geen enkele fabriek meer in werking. De export van kralen naar West-Afrika ging in de achttiende eeuw wel door, wat er op wijst dat er op grote schaal kralen — of glas — werden geïmporteerd vanuit andere Europese productiecentra. Dat betrof onder andere steden in Oostenrijk, Duitsland, Bohemen en Italië. Sint-Eustatius, van oorsprong een Zeeuwse nederzetting, onderhield nauw contact met Zeeuwse handelaren. Deze kooplieden haalden — zo wees onderzoek van Gerhard de Kok uit — hun glaskralen met name uit Bohemen en Praag. Een ander argument dat pleit voor de stelling dat de kralen vermoedelijk in die regio zijn gemaakt, vloeit voort uit recent onderzoek van kralenexpert Karlis Karklins. Karklins ontdekte in 2016 dat een vijfhoekige blue bead die hij vond in Noord-Amerika, qua chemische samenstelling in grote mate overeen kwam met kralen uit Bohemen en Beieren die hij eerder had onderzocht.

Daarnaast vond Karklins in 2016 meerdere vijfhoekige blue handen. Glasproductiecentra die deze techniek wel toepasten, bevonden zich in Bohemen en Duitsland; grote gebieden werden daar reeds vanaf de middeleeuwen ontbost ten behoeve van de glasproductie. Daarnaast was er veel kobalt in de kralen te vinden, een stof die met name gewonnen werd in het Middellandse Zeegebied en streken in Duitsland en Bohemen. Natuurlijk kan het kobalt ook geïmporteerd zijn en in Amsterdam verwerkt in glas, maar in combinatie met het structurele gebruik van houtas, is dat onwaarschijnlijk. Gesteld kan worden dat voor een substantieel deel van de gescande blue beads geldt dat in ieder geval het glas niet in Amsterdam is vervaardigd. De bewering dat de glasfabriek van Soop alle blue beads produceerde, is daarmee ontkracht.

Het is mogelijk dat de kralen door de Wic op het eiland zijn gebracht, al is die kans niet erg groot. De Wic gebruikte de kralen met name om op de West-Afrikaanse kust slaven in te kopen. Onderzoek in de archieven van de Wic en de Middelburgsche Commercie Compagnie (Mcc), die ook frequent handelde op Sint-Eustatius, liet zien dat het uitzonderlijk was dat er nog kralen aan boord waren bij aankomst in het Caribisch gebied. Wat betreft de Wic is er geen enkel bewijs gevonden dat deze kralen op het eiland afzette. Voor de mcc geldt dat van de 24 reizen die de compagnie naar Sint-Eustatius maakte, er slechts driemaal sprake was van een hoeveelheid kralen die nog aan boord was bij aankomst aldaar. De tonnetjes glaswerk werden echter met dezelfde vaart weer terug naar de Republiek gestuurd. Er was in ieder geval geen sprake van een regelmatige en grootschalige afzet van kralen op het eiland. Het valt daarom te betwijfelen of de blue beads wel onderdeel waren van de relatief kleine goederenstroom die — samen met de slaven — van Afrika naar de Cariben werden gestuurd.


EEN SLAVENLOON?

De blue beads zouden — zo luidt het traditionele verhaal — gebruikt zijn door de Wic om de slaven uit te betalen, in plaats van muntgeld. Soms wordt er zelfs gesteld dat de kralen het enige betaalmiddel binnen de slavengemeenschap was. Ook wordt er gesproken van de blue beads als middel voor vrij koping.

Hoewel het merendeel van de slaven het eiland slechts op doortocht passeerde, bleef er ook een klein deel op het eiland. Deze slaven die door de blanke Statianen werden gekocht, werden voor allerlei zaken ingezet. Een deel werkte op de kostplantages35 van de Wi c, een ander deel werd te werk gesteld op tabaks-, suiker- en later ook katoenplantages, zoals dat ook gebeurde in de andere Nederlandse koloniën. Op Sint-Eustatius waren er daarnaast veel slaven werkzaam in distilleerderijen waar rum en stroop werd gemaakt. Ook waren er slaven actief in de scheepsbouw en werkten ze als sjouwers bij het in- en uitladen van de schepen. Er valt veel over de Statiaanse slaven te vertellen, maar dat zou te ver afwijken van het onderwerp van dit artikel. Van belang voor het bestuderen van de rol van de blue beads is de manier waarop de slaven werden beloond.

In het Wic-archief bevinden zich de onkostenrekeningen die door de commandeur op Sint-Eustatius naar de Kamers in de Republiek werden gestuurd. Op 3 december 1720 schreef commandeur Jacob Stalperd op één van die rekeningen dat hij op 14 oktober twee stuivers had uitgegeven aan de beloning van slaaf Tam, nadat deze een andere slaaf op brandstichting had betrapt. 38 Ook documenten in het Oud-Archief van Sint-Eustatius getuigen ervan dat slaven in geld werden beloond. Het grootboek van het ‘koopmanshuis’ van firma Beaujon en Zoon laat zien dat de slaven die in 1780 in de pakhuizen van het bedrijf werkten in pesos werden uitbetaald; het zogenaamde ‘negerloon’. Ook op onkostenrekeningen uit de negentiende eeuw is uitbetaling van de slaven in muntgeld te zien. De onbeheerde wees- en boedelkamer was bijvoorbeeld bij de verkoping van de nalatenschap van Isaac Huret Zurmühlen op 23 juni 1818 twee dollar kwijt aan ‘negerloon’. Verder kostte het de familie van Isaac een paar dollar om de slaven de wijn te laten halen die na de begrafenis werd gedronken.

Het is, met het oog op het bovenstaande, aannemelijker dat de kralen niet als loon werden gebruikt, maar als gelegenheidsgiften door de slaveneigenaren werden gegeven. Dit incidenteel uitkeren van bepaalde voorwerpen gebeurde vaker. Zo is in het Journal of a West India Proprieter, het verslag van de Londen-se planter John Murray die op Jamaica woonde, te lezen dat hij accessoires en luxere kleding dan gebruikelijk uitkeerde bij speciale gelegenheden . Dergelijk bezit werd door de slaven onderling geruild, zodat er binnen de zwarte gemeenschap een informele economie ontstond. Het is op basis van historische documenten niet te bewijzen dat de blue beads ook in dat licht moeten worden gezien, maar dit is zeker mogelijk.

Evenmin is er bewijs gevonden dat de kralen functioneerden als betaalmiddel voor vrijkoping. De verzameling manumissiebrieven44 in het Oud-Archief van Sint-Eustatius getuigt juist uitsluitend van gevallen waarbij de slavenzich vrijkochten met muntgeld . Zo kocht slavin Silima, eigendom van twee kooplieden, zichzelf en haar kind Sophia in 1747 vrij voor een som van twaalf honderd pesos. Op 27 mei 1768 werd bepaald dat slavin Sonny haar vierjarige zoon Semmy voor 120 stukken van achten kon vrijkopen en op 2 september 1789 overhandigde Sonny het bedrag aan haar eigenaar. Ook in verschillende huwelijksakten in het Oud-Archief waarin het bezit van een echtpaar werd besproken, werd de mogelijkheid gegeven de slaven te lossen voor een bepaald bedrag in pesos.48 Vrijkoping geschiedde doorgaans via het opstellen van een manumissiebrief, het is daarom niet verwonderlijk dat bij deze procedure — die dus onderdeel was van de officiële economie — alleen een algemeen geaccepteerd betaalmiddel in de vorm van muntgeld werd gebruikt. Incidentele vrijkoping met andere betaalmiddelen is vanwege de informele aard moeilijk te traceren. De archieven zwijgen over de rol van de blue beads op het eiland, en daarom moet er worden gekeken naar de resultaten van archeologisch onderzoek.


DE ROL VAN DE BLUE BEADS

De eerste archeologen die de blue beads aan een onderzoek onderwierpen, waren Karlis Karklins en Norman Barka. In 1989 maakten zij onder andere een overzicht van alle kralen die tot aan 1988 op het eiland waren gevonden (verwerkt in tabel 1).

Het overzicht laat zien dat de blue beads niet alleen voor doorvoer op het eiland waren. De pakhuizen bevonden zich namelijk uitsluitend op een smalle strook aan de waterkant op het zuiden van het eiland, terwijl de blue beads over het hele eiland worden gevonden . Karklins en Barka maakten aan de hand van te dateren andere artefacten op de vindplaats tevens een schatting in welke periode de blue beads een rol hebben gespeeld op het eiland.

In 2000 en 2001 deed Richard Gilmore twee opgravingen die leidden tot nieuwe aannames over de blue beads waarbij de kralen in verband werden gebracht met de slavengemeenschap van Sint-Eustatius. De eerste opgraving betrof een vondst van een ketting in het privaat van de tuin van Duinkerk House (zie voor deze en de andere vindplaatsen afbeelding 5). Zowel het huis als de tuin zouden van 1740 tot 1800 in gebruik zijn geweest. Omdat er ook veel Afro-Caribisch aardewerk bij de vindplaats werd gevonden, ging Gilmore er van uit dat de ketting van een slaaf was geweest. Het privaat was echter onderdeel van het woonvertrek van een blanke Europeaan, het is daarom niet uit te sluiten dat de ketting in zijn bezit was. Een dergelijke ketting werd eerder door Karklins en Barka gevonden in een naamloos graf bij de Nederlands

     

Vanaf 2013 verschenen er verder enkele opgravingsrapporten van het sEcAR waarin blue beads in een context werden beschreven. Dit betrof opgravingen bij Battery Bouillé, plantage Fair Play en de Old Gin House. Bij Battery Bouillé, een van de verdedigingswerken op het eiland, werd er in 2013 een aantal blue beads gevonden. De kralen bleken in een opslagruimte te liggen die vergrendeld kon worden, waaruit werd afgeleid dat het moest gaan om een bewaarplaats voor waardevolle spullen. De reden waarom de kralen in deze batterij werden bewaard, bleef onduidelijk. In ieder geval werden er geen andere artefacten gevonden die wijzen op de aanwezigheid van slaven in de batterij. Plantage Fair Play, voor het eerst op een kaart vermeld in 1742, was een van de grootste plantages en gelegen tussen de krater van De Quill en het huidige F.D. Roosevelt Airport. In 2014 werden er in een put zeven blue beads gevonden. Het bleek net als bij de vondst in Battery Bouillé om een opslag voor waardevolle spullen te gaan. Op basis van het aardewerk en porselein dat werd gevonden, kon gesteld worden dat de put van 1780 tot 1800 in gebruik is geweest. De gebruikers van de put waren vermoedelijk de bewoners van de naastgelegen slavenverblijven, maar ook hier geldt dat er geen andere artefacten zijn gevonden die gerelateerd zijn aan de slavengemeenschap. In 2015 werd er door het sEcAR gegraven bij het Old Gin House Hotel. Er werden 49 blue beads gevonden, 20 daarvan betroffen blauwe vijfhoekige kralen. Het bleek te gaan om huiselijke bebouwing die in gebruik was tussen 1750 en 1825; over mogelijke eigenaren van de kralen kon niets worden gezegd. Bij een grootschalige opgraving op plantage Schotsenhoek in 2015 werden juist in de slavenverblijven geen blue beads gevonden en in de vertrekken van de planter wel. Het is mogelijk dat kralen eigendom geweest zijn van de huisslaven, maar aangezien de slaven op de plantages vrijwel uitsluitend in slavenhutten woonden, is dat niet aannemelijk.

Alle bovengenoemde resultaten van archeologisch onderzoek pleitten niet voor een direct verband tussen de kralen en de slavengemeenschap, maar sluiten dit ook niet uit. Over de functie van de blue beads worden we aan de hand van deze rapporten niet veel wijzer, behalve dat het erop lijkt dat de kralen als waardevol bezit werd gezien. De opgravingen zeggen wel wat over de periode waarin de blue beads een rol speelden op Sint-Eustatius: steeds was er sprake van bebouwingen uit de tweede helft van de achttiende eeuw of zelfs later. Na 1750 was de trans-Atlantische handel of ‘grote vaart’ volledig teruggelopen en was Sint-Eustatius energiek deelnemer in de ‘kleine vaart’ op Noord-Amerika en andere Caribische eilanden. In de kleine vaart had de Wic nauwelijks een rol, wat de bewering dat de blue beads door de compagnie op het eiland zijn geïntroduceerd, niet erg geloofwaardig maakt.


1863

Dan rest er nog één onderdeel van het traditionele verhaal over de blue beads: de gebeurtenis van 1 juli 1863. Op de dag van de afschaffing van de slavernij, zouden op Sint-Eustatius de vrijgemaakten hun kralen van de kliffen in de zee hebben geworpen. Hoewel iedereen het verhaal op het eiland lijkt te kennen, is het niet bekend wanneer het de wereld in is geholpen.

Wel kan gesteld worden dat het in geen geval op historische feiten berust. De gebeurtenissen in de koloniën werden nauwkeurig opgeschreven en verstuurd naar het ministerie van Koloniën. Zo deed de gouverneur van Curaçao, die vanaf 1845 ook Sint-Eustatius onder zijn gezag had, ook per ambtelijke brief verslag van de gebeurtenissen rondom de afschaffing van de slavernij. Op 1 juli klonken er ‘s ochtends op Sint-Eustatius saluutschoten. Kort daarop las gezaghebber N.A. Rost van Tonningen in de kerk een proclamatie voor waarin hij de vrijgemaakten geluk wenste met de vrijverklaring, daarna volgde er een eredienst. Na afloop kwam er bij Rost van Tonningen een optocht van vrijgemaakten langs om hem te bedanken voor de verkregen vrijheid. ’s Middags was het feest; met een optocht, muziek, versieringen en vlaggen werd de vrijheid gevierd. Verder voegde de gouverneur van Curaçao over de eilanden in het algemeen toe:
De houding der vrijgemaakten in die dagen verdient allen lof; nergens werd eenige ongeregeldheid bedreven of de openbare rust verstoord, nergens sloeg de vreugde tot baldadigheid over. Alles bleef binnen de perken van betamelijkheid. Ook na dien tijd zijn de vrijgemaakten rustig en ordelijk gebleven, en hun gedrag laat in dit opzigt niets te wensen over.

Ook Rost van Tonningen schreef dat de vrijgemaakten op Sint-Eustatius zich in de dagen na 1 juli rustig bleven gedragen . Veel vrijgemaakten vertrokken voor enkele dagen naar de naburige eilanden om van hun vrijheid te genieten; allen keerden spoedig terug. Het verslag is zeer gedetailleerd. Een ongewone gebeurtenis, zoals vrijgemaakten die massaal hun kralen van de kliffen gooiden, was zeker in de correspondentie opgenomen, mocht er sprake van zijn geweest. Ook in het verslag van 1864 is niets over de vermeende gebeurtenis te vinden . Voor het regelmatig aanspoelen van de kralen op het strand van Sint-Eustatius moet dus een andere verklaring worden gezocht.

Op een paar honderd meter uit de kust ter hoogte van Gallows Bay ligt de zogenaamde ‘Blue Bead Hole’ (zie afbeelding 5). Op deze zandvlakte, gelegen op circa zestien meter diepte, zijn er door duikers vanaf eindjaren negentig volgens Ruud Stelten duizenden blue beads gevonden . De kralen worden voornamelijk in een kleine regio in het midden van de vlakte gevonden en met elke storm komt er een nieuwe lading kralen omhoog. In de Blue Bead Hole zijn verder ballaststenen, aarde- en glaswerk en metalen voorwerpen aangetroffen, wat de aanwezigheid van een scheepswrak doet vermoeden. Reeds in 1911 schreef zeiler en schrijver Frederik Fenger (1882–1970) over een wrak dat zou liggen op de plaats die men nu als de Blue Bead Hole bestempelt:
Passing the walls of the last sugar refinery in operation on the island, we came to the beach. A blue spot in the sand caught my eye and I picked up a slave trading bead of the old days. It had been part of a cargo of a ship bound for Africa; her hulk lay somewhere out there in the dark waters of Crook’s Reef where it had lain for the last century or more, sending its mute messages ashore with each southwest gale, ground dull on their slow journey over the bottom of the Caribbean.

   
Recent onderzoek in de Blue Bead Hole bevestigt de aanwezigheid van een laat achttiende-eeuws of vroeg negentiende-eeuws scheepswrak, details blijven vooralsnog achterwege. De vondst sluit aan bij het vermoeden dat de blue beads onderdeel waren van de kleine vaart. Verder onderzoek moet meer duidelijkheid geven over de aard en omvang van de lading. Wellicht is er zelfs een identificatie van het schip mogelijk. Dat zou helpen de aanvoer van de blue beads op Sint-Eustatius in de context van de grotere handelspatronen te plaatsen.

 

CONCLUSIE

Geconcludeerd kan worden dat vrijwel alle verhalen over de blue beads op aannames berusten. Die aannames zijn een samenraapsel van uit verband gerukte historische feiten, onterechte verbanden en overgenomen misvattingen. Om die reden kunnen de verhalen als historische mythen worden bestempeld.

Dit onderzoek maakte duidelijk dat de blue beads hoogstwaarschijnlijk niet in Amsterdam zijn gemaakt. De geschetste patronen van de Europese glasproductie, de twee onderzoeken van Karklins en het uitgevoerde ~-onderzoek wijzen op Bohemen of Duitsland als plaats van vervaardiging. Verder was er geen sprake van een structurele afzet van de kralen op Sint-Eustatius door de Wic. Hoewel het goed mogelijk is dat de slaven de kralen in bezit hadden en deze inzetten voor ruilhandel en lichaamsversiering, is hiervoor geen archeologisch noch historisch bewijsmateriaal gevonden. In ieder geval waren de blue beads niet het enige betaalmiddel van de zwarte gemeenschap; er was gemunt geld in omloop dat werd uitgekeerd door Europeanen en gebruikt voor manumissie. Over de functie van de kralen tasten we veelal nog in het duister. Wel is het opvallend dat de kralen waarvan een archeologische context bekend is, veelal gevonden zijn in laat achttiende-eeuwse bebouwingen, wat wijst op een rol in de kleine vaart op de omliggende eilanden en Noord-Amerika. Het aanspoelen van de kralen vandaag de dag kan worden verklaard met de aanwezigheid van het scheepswrak in de Blue Bead Hole. Onderzoek op deze vindplaats zal hoogstwaarschijnlijk meer informatie over de blue beads onthullen. Ondanks de vele misvattingen die over de blue beads bestaan, moet men het belang van de historische mythe voor de Statianen niet onderschatten. Voor de eilandbewoners symboliseren de kralen een keerpunt in de geschiedenis: de afschaffing van de slavernij en de overgang naar een tijd waarin de zwarte bevolking geleidelijk aan haar plek en rechten in de samenleving verwierf. De verhalen creëren voor de hen een verleden dat past bij hun identiteit en waarden. Door de aanhoudende toevoer van kralen op het eiland vanaf de zeebodem worden deze verhalen levend gehouden. De Blue Bead Hole zal echter mogelijk in de toekomst een heel ander verhaal openbaren, waarvan de contouren in dit onderzoek zichtbaar werden.

 

OVER DE AUTEUR

Geke Burger studeerde maritieme geschiedenis in Leiden. Na haar studie werkte ze bij de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Leiden en rondde ze een fellowship bij Het Scheepvaartmuseum af. Momenteel doet ze als PhD-student aan de Universiteit Leiden onderzoek naar het in de Waddenzee gelegen scheepswrak Scheurrak SO1.

 

 

                                                                        

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ajxmenu1